Wondergenezing

 

Voorwoord door info@exbaba.nl

Vandaag, 1 maart 2001, verschijnt Liefdes logica van Helena Klitsie, uitgegeven bij uitgeverij Maarten Muntinga, prijs ƒ25,00. Een voorpublicatie in de Koorddanser van maart geeft aan dat Sai Baba een onderdeel van het verhaal uitmaakt.

In het verhaal wordt geschreven over Anne, die van Sai Baba een steen heeft gekregen. Piet Vroon schreef hier reeds over in zijn column Signalement in de Volkskrant van zaterdag 4 september 1993.

door Piet Vroon

Gelovigen beweren dat de in het Indiase dorp Puttaparthi verblijvende ‘godmens’ Sathya Sai Baba in het bezit is van enorme paranormale vermogens. Baba zou niet alleen sieraden ui het niets ‘materialiseren’, beweerd wordt ook dat hij zieken geneest en zelfs dat hij in staat is, doden op te wekken. Dergelijke verhalen zijn door Indiërs als A. Kovoor, B. Premanand en anderen krachtig bestreden, maar de devotees willen hun geschriften niet lezen. Begin juni had Baba overigens een leuk klusje kunnen doen. Ter gelegenheid van een steek- en schietpartij in zijn privé-vertrekken kwamen diverse stafmedewerkers om het leven, maar uit de dood opwekken en de wonden genezen? Ho maar. Het is allemaal niet moeilijk: Baba is een slechte Hans Kazan-zonder-quiz.

Omdat langzamerhand bekend mag worden verondersteld hoe de vork in de steel zit, stortte ik me op het artikel Visus-verbetering na bezoek aan Sai Baba van de arts Judith Blank en de filosoof Hans Gerding (Tijdschrift voor Parapsychologie). Eerst een samenvatting.

Mevrouw M. te Amsterdam reisde in maart 1990 naar Baba. Mevrouw heeft wijsbegeerte gestudeerd, en/maar zij beschikt over ‘een gezonde dosis scepsis’. Bij een ongeluk dat in 1972 gebeurde, verloor mevrouw een oog. Het andere oog was zwaar beschadigd en werd herhaaldelijk geopereerd, waarbij men het onder meer van een nieuw hoornvlies voorzag. Haar gezichtsscherpte (visus) steeg geleidelijk tot 40 procent van de norm. Met zo’n oog kun je zonder vergrootglas niet lezen, en gezichten vanaf enige afstand herkennen, is er evenmin bij.

Tijdens een interview met Baba plukte onze godmens naar het leek een steentje uit de lucht. De ene helft stelde de wereld voor, de andere het goddelijke en het oog, zo verklaarde hij. Baba, die haar kunstoog en sterk vergrotende brilleglas moeilijk kan hebben gemist, gaf de steen, met de raadgeving, er elke dag water overheen te gooien en dat op te drinken. Aldus geschiedde. ‘Direct na de eerste slok verbeterde haar gezichtsvermogen’, aldus Blank en Gerding.

Bij terugkomst in Nederland werden de volgende gegevens geconstateerd, dan wel opgevraagd, In 1989 was de visus 60 procent met een kik glas (6,5 positief plus een cilinder). Aan het eind van dat jaar daalde het gezichtsvermogen tot 40 procent. Na het bezoek aan Baba zijn enkele (wat schommelende) meetwaarden 50, 60 en uiteindelijk 80 procent. Tevens bleek dat de gevoeligheid voor licht (lange tijd na) het bezoek aan Baba enigszins was toegenomen. Hoe luiden de conclusies van Blank en Gerding? Vóór Baba was de gezichtsscherpte 40 tot 60 procent, daarna lag die tussen 50 en 80 procent, bovendien was de gevoeligheid voor licht verbeterd. ‘Het bezoek aan Sai Baba (of het water van de steen van Sai Baba?) heeft voor het oog van mevrouw M. in ieder geval een positieve uitwerking gehad’.

Dit verhaal en deze slotsom hebben me verbijsterd. Een onverklaarbare genezing? Die komen voor, maar laten we niet te snel gaan. Eerst de gezichtsscherpte. Van groot belang hierbij zijn de doorsnede van de pupil (die door oogdruppels en andere medicamenten alsmede door psychische factoren wordt beïnvloed), het contrast tussen de letters en cijfers en de achtergrond, de gebruikte symbolen (letters en cijfers of cirkels met een opening), de mate waarin het oog aan het licht in de onderzoeksruimte is aangepast, de zuurstofspanning van het bloed, de mate waarin het hoornvlies ‘schoon’ is, het tijdstop van de dag, vermoeidheid en nog veel meer. Als je niet al deze factoren constant houdt of ervoor corrigeert, en dat gebeurt bij de oogarts en de opticiën eenvoudigweg nooit, dan kan de visus sterk variëren. Een proefneminkje mijnerzijds leverde op dezelfde dag een variatie op van 120 procent (opticiën) tot maar liefst 200 procent (oogarts), dat laatste bij een lichtbak met een enorm contrast en een langdurige aanpassing aan schemerlicht. Kortom, de gegevens van mevrouw M. zeggen niets, omdat zij binnen te verwachten fluctuaties vallen.

Dan de toegenomen lichtgevoeligheid. Deze eigenschap wordt vooral bepaald door de hoeveelheid invallend licht (en verhoudingsgewijs een beetje door de pupilgrootte). Het aanpassingsmechanisme heeft een bereik dat je kunt aanduiden met een factor tien miljoen (!). Volledige aanpassing aan het donker, waarbij de lichtgevoeligheid het grootst is, verondersteld dat we eerst drie kwartier in het duister zitten. Laten we eens het volgende aannemen. Voor de eerste meting verkeerde mevrouw M. in het volle zonlicht, en zij zat tien minuten in de wachtkamer. De ‘donkeraanpassing’ is dan lang niet voltooid, zodat het oog het nog niet goed doet. De tweede keer ging mevrouw op een sombere dag naar de arts en zij moest twintig minuten wachten. In dat geval is het oog aanzienlijk gevoeliger, eenvoudigweg doordat de donkeraanpassing een stuk verder gevorderd is. Ook hierbij zijn nog veel meer andere factoren in het geding, maar er is geen ruimte voor een opsomming.

Conclusies?

Wezenloos verhaal, geen boekje op nageslagen, antireclame voor de parapsychologie.